Op mijn werkkamer hangt een ruim twintig jaar oud krantenartikel. De voorpagina van het Deventer Dagblad van 22 februari 2002, om precies te zijn. Ik krijg er, vooral de laatste tijd, vaak vragen over.
Ik was net 20 toen ik als jonge journalist in opleiding via een kennis van mijn moeder hoorde dat Johan Cruijff en Johan Neeskens samen naar mijn toenmalige woonplaats Twello kwamen om opnames te maken voor hun stichtingen. Dat was allemaal geheim, maar ik mocht namens het Deventer Dagblad (waarvoor ik als bijbaantje mijn eerste betaalde artikelen schreef) aanwezig zijn.
Voornaam
Daar stond ik dan, in een klein sportzaaltje met Cruijff, Neeskens, een groep mindervalide jonge sporters en hoogstens tien andere mensen.
Ik mocht de twee mannen geen vragen stellen, zo was me duidelijk op het hart gedrukt. Nu zou ik daar wat van hebben gevonden en het toch geprobeerd hebben. Toen was ik er stiekem wel blij mee,
want ik had het als verlegen jongvolwassene waarschijnlijk nauwelijks gedurfd.
Vooral Cruijff was (en is) natuurlijk een iconisch persoon, maar dat uitgerekend deze twee mannen naar Twello kwamen, was ook nog om een andere reden bijzonder voor me. Ik heb mijn voornaam
namelijk mede aan hen te danken. Mijn vader was een jonge voetballiefhebber tijdens de gloriejaren van Cruijff. Mijn moeder had op haar beurt meer met Neeskens. Dat had weinig met voetbal te
maken.
Het artikel haalde tot mijn vreugde de voorpagina, iets waar ik nog altijd trots op ben. De krant hangt daarom ingelijst op mijn werkkamer. Als inspiratiebron voor mezelf, maar ook omdat het een
mooi tijdsbeeld geeft. Verder staan er op de voorpagina veel namen en begrippen die inmiddels (bijna) vergeten zijn zoals Poncke Princen, Jochem Uytdehaage en de MKZ-crisis. Het Deventer Dagblad
bestaat niet meer als zelfstandige titel en het grote krantenformaat van toen is ook nagenoeg verdwenen.
Leuke gesprekken
De ingelijste voorpagina is op de achtergrond te zien als ik online een interview of een gesprek met een klant heb. Vooral de laatste tijd krijg ik er vaak vragen over. Bij mijn laatste tien
calls zeker zes of zeven keer.
Het levert leuke gesprekken op. Ik leerde dat één geïnterviewde in een dorpje bij Deventer woont. Hij werd meteen getriggerd door de naam van de krant. Een ander groeide op in Apeldoorn (niet ver
ervandaan) en bleek op dezelfde middelbare school als ik te hebben gezeten. Die gesprekken waren niet de reden om de krant daar op te hangen, maar het is een mooie bijvangst.
Ik zou er natuurlijk voor kunnen kiezen om de achtergrond tijdens zo’n call te blurren, of te vervangen door een virtuele boekenkast, een logo of een kaal vlak. Misschien komt dat net iets professioneler over dan mijn verre van luxueuze werkkamer op zolder. Maar dan had ik die leuke gesprekken nooit gevoerd.
Persoonlijke klik
Veel ondernemers zijn er terughoudend in om op die manier iets van zichzelf te laten zien. Dat zie ik ook terug in hun teksten en in de foto’s op hun website. Ze hebben het idee dat ze hun
bedrijf en hun eigen persoon gescheiden moeten houden.
Als zelfstandig ondernemer mag het op je website écht over jezelf gaan en dan niet alleen over je visie en je zakelijke loopbaan. Zeg gerust iets over je hobby’s en je gezinsleven. Het maakt je
menselijk en de kans is groot dat het een band schept.
Voor grotere bedrijven geldt hetzelfde. De ‘over ons’-pagina wordt op websites altijd erg goed bekeken, zeker als er foto’s van medewerkers staan. Dat is niet zonder reden. Zaken doen draait voor
een groot deel om het hebben van een persoonlijke klik en vervolgens om gunnen.
In deze tijd van veel te slimme chatbots en ongrijpbare algoritmes, is die behoefte aan menselijkheid misschien wel groter dan ooit.
Reactie schrijven